Popkje Douwes Bosman

Vrouwelijk 1799 -


Tijdlijn-breedte:      Verversen

Tijdlijn



 
 




   Datum  Gebeurtenis(sen)
1817(1) 
  • 1817(1)—1900: Uitvinding en ontwikkeling van de fiets
    De fiets is in vijf stappen uitgevonden. De eerste stap was de loopfiets, met stuur op het voorwiel. Deze werd in 1817 uitgevonden door de Duitser Baron von Drais zu Sauerbronn. In korte tijd groeide de loopfiets uit tot een rage, die echter net zo snel weer wegzakte. Daarna was het heel lang stil, tot de Franse wagensmid Michaux in 1862 zo’n loopfiets moest repareren en pedalen aan het voorwiel monteerde. Daarmee was hij niet de eerste, maar wel de eerste die er patent op aanvroeg en de fiets in serie ging maken. Deze fiets, met stalen frame en houten wielen, werd een enorm succes. Rond 1868 werden overal wedstrijden georganiseerd op deze velocipède of boneshaker, zoals hij ook werd genoemd. De fietsen van Michaux waren loodzwaar. Ze hadden nog houten karrenwielen met een ijzeren hoepel er omheen. De derde grote uitvinding van de fiets was die van de spaken van ijzerdraad. Een licht metalen wiel met dunne spaken was een enorme vooruitgang, het werd in 1869 ontwikkeld door Fransman Eugène Meyer, maar vond vooral opgang in Engeland, dat al snel de leidinggevende natie werd op het gebied van fietsen. De fietsen werden steeds lichter en steeds steviger. Maar, hoe onvoorstelbaar dat nu ook lijkt, er was nog steeds geen geschikte ketting. Dus om harder te kunnen rijden, maakte men het voorwiel steeds groter. Zo ontstond na 1870 de hoge bi, de fiets met een voorwiel tot wel anderhalve meter groot. Qua rijprestaties een wereld van verschil met de massieve Michaux-fietsen. Het rijden op een hoge bi was niet zonder risico, vooral het gevaar om naar voren te vallen was vrij groot. En het lag voor de hand dat er vroeg of laat iemand zou komen met een fiets met twee kleinere wielen; de veiligheidsfiets of safety. De rijder zit in het midden en het achterwiel wordt met een ketting aangedreven. Eerder waren er al experimenten, maar de eerste safety die commercieel succes had was de Rover, ontworpen door John Kemp Starley. Binnen enkele jaren bouwde elke fabriek safeties en had de hoge bi afgedaan. Rond die tijd (1890-1895) ontwikkelde de safety zich tot een volwaardige fiets. Steeds soepeler lopend, lichter van gewicht en steviger door het diamantframe. De laatste grote uitvinding voor de fiets was die van de luchtband.De hoge bi’s en de safeties waren tot circa 1890 nog voorzien van massieve rubber banden. John Boyd Dunlop nam in 1888 een luchtdichte rubber slang als band voor de fiets van zijn zoontje en perfectioneerde het ontwerp tot de eerste bruikbare luchtband. Omdat het rijden met een luchtband zoveel comfortabeler en sneller ging dan met een massieve band, werden in de daaropvolgende jaren veel nieuwe uitvindingen gedaan. Dunlop werd een grote bandenfabriek, in Frankrijk werd pionierswerk verricht door Michelin, in Italië door Pirelli. Rond 1900 was het ontwerp van de fiets in principe klaar. Natuurlijk kwamen er versnellingen, betere remmen, aluminium frames en dergelijke, maar de echte pionierstijd was voorbij.
1849 
  • 1849—1890: Koninkrijk der Nederlanden
    Koning Willem III. Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, geboren te Brussel op 19 februari 1817, Prins van Oranje-Nassau, was koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg van 1849 tot zijn dood in 1890. Hij was ook hertog van Limburg van 1849 tot de opheffing van het hertogdom in 1866. Willem was de zoon van koning Willem II en Anna Paulowna van Rusland. Na de troonsafstand van Willem I in 1840 werd hij de Prins van Oranje. Na de dood van zijn vader in 1849 volgde hij hem op als koning der Nederlanden. Willem was in 1839 met zijn nicht Sophie van Württemberg getrouwd. Zij kregen drie zonen: Willem, Maurits en Alexander. Deze kinderen stierven allemaal eerder dan hun vader. In 1879 trouwde hij met Emma van Waldeck-Pyrmont. Zij kregen één dochter, Wilhelmina, die hem opvolgde. Hij werd geboren in Brussel, als zoon van de latere koning Willem II en Anna Paulowna, de zuster van de Russische tsaar Alexander I. De geboorte vond plaats in de Wetstraat, in een zijvleugel van het gebouw van de toenmalige Staten-Generaal van het Koninkrijk der Nederlanden. Hij kreeg, zoals alle toenmalige koningskinderen, de naam Willem mee. Willem III had grote moeite met de beperking van de koninklijke macht, zoals deze onder het bewind van zijn vader in 1848 met de grondwetswijziging van Thorbecke tot stand was gekomen. Een koning behoorde naar zijn mening 'vast als een rots' zelf te regeren. Uit protest tegen de grondwetswijziging vertrok de troonopvolger naar Engeland, waar hij verbleef toen zijn vader in 1849 plotseling overleed. De eerste twintig jaar van zijn regering kenmerken zich door weerstand tegen de constitutionele monarchie, waarbij de koning zich overigens telkens conformeerde. Een voorbeeld van de eigenzinnige constitutionele rol die de koning aanvankelijk speelde is de commotie rond de Aprilbeweging in 1853. Het zittende kabinet onder leiding van Thorbecke had een neutraal antwoord voorgesteld. De scheiding van kerk en staat betekende immers dat de regering geen zeggenschap zou hebben over de wens van de katholieken om zich in bisdommen te organiseren. Toen Willem III in Amsterdam een anti-rooms-katholieke petitie kreeg aangeboden hield hij een gloedvolle rede, die de hoogopgelopen gemoederen overigens ook onmiddellijk deed bedaren. Omdat de koning niet bereid was terug te komen op zijn weigering om het regeringsstandpunt uit te dragen, trad de ministerraad af. Koning Willem III overleed te Apeldoorn op 23 november 1890.
1862 
  • 1862—1904: Uitvinding en ontwikkeling van de auto
    Geschiedenis van de auto (1885-1904) De auto werd uitgevonden in 1885, maar had enkele voorlopers. Het eerste tijdperk in de geschiedenis van de auto zelf begint in 1885 en eindigt in 1904. Dit tijdperk wordt ook het Veteraan-tijdperk genoemd. De eerste auto's op benzine Algemeen wordt erkend dat de eerste automobielen met verbrandingsmotor op benzine zo goed als gelijktijdig werden gebouwd door meerdere uitvinders die onafhankelijk van elkaar werkten. Voor dit kon gebeuren ontdekte een Oostenrijkse chemicus, Abraham Shreiner, eerst de benzine. De Waalse Belg Etienne Lenoir bouwde in 1862 zijn eerste auto met verbrandingsmotor. De Duitser Nikolaus Otto gebruikte een nieuw systeem met vier zogenaamde takten in 1878. Gottlieb Daimler patenteerde de eerste succesvolle hoge snelheid verbrandingsmotor (1885). De Duitser Carl Benz bouwde zijn eerste automobiel in 1885 in Mannheim. In 1886 bouwden Gottlieb Daimler en Wilhelm Maybach in Stuttgart hun eerste auto. Zij waren tevens de bouwers van de eerste rijdende motorfiets met inwendige verbrandingsmotor. De Oostenrijker Siegfried Marcus, ten slotte, werkte in Wenen aan een auto. Benz' vrouw maakte een succesvolle proefrit van 80km met de automobiel van haar man. Die kon daarop enkele tientallen van zijn auto's verkopen. Dankzij dit succes wordt Carl Benz algemeen gezien als de vader van de automobiel. De grootste verbeteringen aan de zware-oliemotor zijn gedaan door Rudolf Diesel uit Duitsland die zijn eerste patenten nam in 1892. In België was de eerste auto de Vincke, die in Mechelen ontwikkeld werd en in 1895 op de markt kwam. De Nederlandse Eysink was de eerste Nederlandse automobielbouwer, hoewel Sibrandus Stratingh in 1834 al een stoomauto gebouwd had.
1886(1) 
  • 1886(1): NTM-stoomtram
    Ingebruikname tramlijn Joure-Sneek. De doorgaande tramlijn Harlingen-Bolsward-Sneek-Joure-Heerenveen-Gorredijk-Drachten is nu compleet.
1886(2) 
  • 1886(2): Electriciteit
    Elektriciteit is niet door een persoon uitgevonden maar kan worden toegeschreven aan verschillende mensen, zoals William Gilbert, Benjamin Franklin, Alessandro Volta en Michael Faraday. Een doorbraak in de ontwikkeling van elektriciteit kwam echter toen de Amerikaanse uitvinder Thomas Alva Edison in 1878 de gloeilamp met gloeidraad uitvond. Rond die tijd deed de Britse wetenschapper Joseph Swan dezelfde uitvinding. Het tweetal richtte later samen een bedrijf op dat de eerste gloeilampen produceerde. Elektriciteit is tegenwoordig vanzelfsprekend in Nederland, maar voor 1886 hadden de Nederlanders geen stroom tot hun beschikking. Op 19 april 1886 ging de eerste Nederlandse openbare elektriciteitscentrale van start. De elektriciteitscentrales werden al snel razend populair in Nederland en na 1900 begonnen naast stoomcentrales ook kolencentrales in Nederland te verschijnen.