|
Datum |
Gebeurtenis(sen) |
1 | 1891(2) | - 1891(2)—1945: Uitvinding en ontwikkeling van het vliegtuig
Uitvinders waren aan het eind van de 19e eeuw bezig met het uitvinden van een vervoermiddel waarmee men gemotoriseerd kon vliegen. De luchtballon was al in 1783 uitgevonden, het zweefvliegtuig werd voor het eerst succesvol getest door Otto Lilienthal in 1891. In 1903 wisten de Amerikaanse Gebroeders Wright als eerste mensen met hun zelf gebouwde en gemotoriseerde vliegtuig, "The Flyer", een gecontroleerde vlucht te maken. Op 27 mei 1908 vloog Henri Farman het eerste vliegtuig boven België. In Nederland vloog het eerste vliegtuig op 27 juni 1909, bestuurd door Charles de Lambert. In 1910 maakte de Fransman Henri Fabre het eerste watervliegtuig, dit maakte het mogelijk grotere vliegtuigen te maken aangezien ze niet afhankelijk waren van de lengte van een vliegveld. Twee jaar later kwam Curtiss met de eerste vliegboot. In datzelfde jaar werd ook het eerste experiment gedaan met opstijgen vanaf een schip door Eugene Ely. De 1e wereldoorlog was de aanleiding tot het ontwerpen van bommenwerpers.
Na de oorlog kwamen veel vliegers en vliegtuigen zonder werk te zitten. Men ging de bommenwerpers ombouwen tot de eerste volwaardige passagiersvliegtuigen om de moeilijke naoorlogse jaren door te komen. Terwijl de passagiersvliegtuigen steeds beter werden, stonden de ontwikkelingen in de militaire tak nagenoeg stil. Alleen de luchtraces gaven vliegtuigbouwers de mogelijkheid om nieuwe technieken uit te proberen. Uit deze luchtracers ontstond dan ook de eerste nieuwe generatie jachtvliegtuigen waarmee de Tweede Wereldoorlog werd ingegaan. Ook deze oorlog werkte als een katalysator op de ontwikkeling. Het zweefvliegtuig werd in Duitsland tot in de finesses doorontwikkeld om het verdrag van Versailles te ontduiken. Daarnaast ontstonden er duikbommenwerpers, nachtjagers en de straalmotor werd geïntroduceerd.
Na de Tweede Wereldoorlog zorgde de wapenwedloop tussen het ontstane Warschaupact en de NAVO tot een blijvende prikkel om met nieuwe vliegtuigen te komen. Tevens werd met de introductie van de F16 een vliegtuig geïntroduceerd dat alleen kon vliegen met behulp van een computer, het zogenaamde fly-by-wire-principe.
|
2 | 1895(1) | - 1895(1)—1945: De radio
In 1895 wilde Nikola Tesla als eerste een demonstratie geven om elektrische signalen over een grote afstand te versturen. Helaas vatte zijn werkruimte vlam en kon hij het experiment niet uitvoeren. In hetzelfde jaar lukte het Guglielmo Marconi (1874-1937) wel om als eerste een radioverbinding van enkele kilometers te maken met een zelfgemaakte zender en ontvanger die was gebaseerd op een oscillator van Tesla's ontwerpen. Ongeveer tegelijkertijd deed Alexander Stepanovitsj Popov hetzelfde. Beiden bouwden voort op het werk van Heinrich Hertz, die in 1887 ontdekte hoe elektromagnetische radiogolven konden worden opgewekt en terug ontvangen.
In Italië werd Marconi's werk niet op prijs gesteld en daarom ging hij naar Engeland. Daar wist hij grotere afstanden te overbruggen en kon hij in 1901 een bericht over de Atlantische Oceaan sturen. Er kan echter niet gesteld worden dat een van bovengenoemden de uitvinder van de radio is. Daarvoor is zowel een zender als een ontvanger nodig, en deze bestaan elk weer uit verschillende onderdelen die ieder een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. De antenne, een belangrijk onderdeel, is echter wel een uitvinding van Marconi. Otis Pond, een ingenieur die voor Tesla werkte zei ooit, "Het lijkt erop dat Marconi het idee van jou heeft." Tesla antwoordde, "Marconi is een goede man. Laat hem doorgaan. Hij gebruikt 17 patenten van mij." Toen Marconi de Nobelprijs in 1909 kreeg, was Tesla woedend. Het was echter pas in 1943 - enkele maanden na het overlijden van Tesla - dat Tesla uiteindelijk toch het patent heeft gekregen op de uitvinding van de radio met als nummer: 645,576.
In enkele jaren tijd werden onder leiding van Marconi steeds grotere afstanden overbrugd:
1899 de eerste radioverbinding over het Kanaal tussen Engeland en Frankrijk.
1901 de eerste trans-Atlantische radioverbinding tussen Groot-Brittannië en Newfoundland.
1919 het eerste Nederlandse radioprogramma. Initiatiefnemer en presentator was omroeppionier ir. Hanso Schotanus à Steringa Idzerda, die de uitzending vanuit zijn woning in Den Haag verzorgde.
In het begin werd radio alleen gebruikt als middel om morsesignalen uit te zenden. Door de uitvinding van de elektronenbuis in 1906 werd het mogelijk werkelijke geluiden uit te zenden. Berichten konden nu rechtstreeks ingesproken worden en hoefden niet meer in morsecode vertaald te worden. Na de ontwikkeling van de transistor in 1947 werd het mogelijk veel kleinere ontvangers te bouwen, die tevens minder energie nodig hebben om te kunnen werken.
|
3 | 1898 | - 1898—1948: Koninkrijk der Nederlanden
Koningin Wilhelmina. Wilhelmina werd op 31 augustus 1880 om 18.00 uur geboren op Paleis Noordeinde in Den Haag. Zij was het enige kind van koning Willem III der Nederlanden en zijn tweede echtgenote Emma van Waldeck-Pyrmont. Ter gelegenheid van de geboorte werden militaire parades gehouden en klonken 51 saluutschoten. Wilhelmina Helena Pauline Maria, Prinses der Nederlanden (1880-1890, 1948-1962), Prinses van Oranje-Nassau en Hertogin van Mecklenburg (1901-1962), was van 23 november 1890 tot 4 september 1948 koningin der Nederlanden en regeerde onder de naam Wilhelmina. Zij trouwde met haar achterneef Hendrik van Mecklenburg-Schwerin. Uit dit huwelijk werd één dochter geboren: Juliana.
Wilhelmina was het enige kind van koning Willem III der Nederlanden en koningin Emma. Van 1890 tot haar achttiende verjaardag in 1898 was haar moeder regentes. Tijdens de Tweede Wereldoorlog week zij uit naar Engeland. Wegens gezondheidsproblemen van Wilhelmina was kroonprinses Juliana, in 1947 en 1948, voor in totaal 157 dagen regentes. Wilhelmina deed officieel in haar 58ste regeringsjaar afstand van haar koningschap; feitelijk regeerde zij iets korter dan 50 jaar. Desondanks is zij met afstand het langstzittende Nederlandse staatshoofd ooit.
Wilhelmina overleed op 28 november 1962 te Apeldoorn op paleis Het Loo.
|
4 | 1900 | - 1900—1990: De telefoon
In 1915 waren er in Nederland 75.000 abonnees op het net aangesloten. De Naamlijst voor den Telefoondienst stond in een boek van 754 pagina's. Voor elke telefoonaansluiting moest een apart kabelpaar naar de centrale gelegd worden. Voor interlokale gesprekken was het aantal verbindingen beperkt tot het aantal aderparen dat tussen twee centrales lag. Het tot stand brengen van een verbinding gebeurde met de hand. Op sommige plaatsen heeft dit tot in de jaren vijftig van de twintigste eeuw geduurd. Er werd naar een telefooncentrale gebeld, waar een telefonist(e) met de hand de verbinding tot stand bracht.
Overgang naar automatische centrale
Hierna deed de elektromechanische schakelaar (ook kiezer genoemd) zijn intrede in de telefooncentrale. Vanaf dat moment spreekt men van automatische centrales: de abonnee brengt de gewenste verbinding tot stand met behulp van een kiesschijf, die stroomimpulsen naar de kiezer in de centrale stuurt. In Nederland werd de eerste automatische centrale in 1925 in Haarlem in gebruik genomen. In 1962 waren alle telefooncentrales in Nederland geautomatiseerd met als laatste het Groningse dorp Warffum. Na Zwitserland was Nederland het tweede land dat volledig geautomatiseerd was.
Alleen toepasbaar voor spraak
De bandbreedte van traditionele telefoonkabels was uitsluitend toegespitst op het (soms amper) verstaanbaar doorgeven van menselijke spraak, waarbij het dan in de regel niet goed mogelijk was verschillende stemmen van elkaar te onderscheiden. Door het wegvallen van hoge tonen werden vrouwen al te vaak met "meneer" aangesproken. Het viel in het begin dan ook niet mee om een snellere datacommunicatie dan 300 bits per seconde (ruim typsnelheid) over dit netwerk op te zetten. Andere vormen dan spraak waren dan ook nauwelijks mogelijk.
Vanaf 1990 zijn de ontwikkelingen in de telefonie in een sneltreinvaart gegaan.
|
5 | 1927(2) | - 1927(2)—1932: Bouw Afsluitdijk
In 1913 werd onder minister Lely van waterstaat de inpoldering opgenomen in het regeringsprogramma. Dit ondanks protesten vanuit de visserij. Na de watersnood van 1916 en de hongersnood van 1918 waren de geesten rijp voor het megaproject. In dat laatste jaar ging het parlement akkoord. In 1927 werd uiteindelijk begonnen met de bouw van de afsluitdijk.
Bij het ontwerp en de aanleg van de Afsluitdijk moest met (voor hedendaagse begrippen) tamelijk eenvoudige middelen worden gewerkt. Computers en geavanceerde meetapparatuur waren nog niet voorhanden. Sluizen en dijklichamen werden eerst op schaal gebouwd en getest. Desondanks, of juist wel daarom, is er wereldwijd nog steeds bewondering voor het vakmanschap waarmee het gedurfde project werd uitgevoerd. Het bevestigde de vooraanstaande positie van Nederland op het gebied van waterbouwwerken.
In het originele ontwerp dat Lely voor de Afsluitdijk maakte zou de Afsluitdijk niet bij Cornwerd, maar bij Piaam aansluiten op de Friese kust. Een staatscommissie onder leiding van Nobelprijswinnaar Lorentz berekende dat de getijslag (het verschil tussen eb en vloed) sterk zou toenemen als de dijk zou aansluiten bij Piaam. Toename van de getijslag zou de stroomsnelheden doen toenemen en de aanleg van de dijk bemoeilijken. Ook bleek de ondergrond op het geprojecteerde tracé van de Afsluitdijk niet ideaal voor de aanleg van een dam. De commissie Lorentz adviseerde daarom de Afsluitdijk iets noordelijker aan te leggen, waardoor de toename van de getijslag minder werd.
Op 28 mei 1932 om 13.02 uur werd het laatste gat gedicht en was Friesland verbonden met Noord-Holland.
|
6 | 1927(1) | - 1927(1)—1930: Inpoldering Wieringermeer
Drooglegging Wieringermeer
Met de aanleg van de Wieringermeerpolder werd in 1927 begonnen. Bij het droogmaken werd gebruikgemaakt van een elektrisch gemaal (Gemaal Lely), nabij Medemblik, de start van de bouwwerkzaamheden was in februari 1928. Ten zuiden van Den Oever op Wieringen is Gemaal Leemans gebouwd, een dieselgemaal met een tweetal pompen met een debiet van 250 kubieke meter per minuut. Gemaal Lely had drie pompen van elk 400 kubieke meter per minuut. Op 10 februari 1930 werden de pompen in gebruik gesteld om 6 miljoen kubieke meter water buiten de dijken te malen.
Volgens het oorspronkelijke plan zou de polder pas worden aangelegd als de Afsluitdijk zou zijn voltooid. Maar omdat Nederland grote behoefte had aan landbouwgrond werd de aanleg versneld. De dijk moest nu in de Zuiderzee worden aangelegd, en moest ook dus als zeedijk worden uitgevoerd. De polder was feitelijk geen IJsselmeerpolder, maar een Zuiderzeepolder (de zogenaamde Noordwestpolder). Op 21 augustus 1930 viel de polder droog. Vanaf 1934 werd het nieuwe land in cultuur genomen.
|
7 | 1929 | - 1929—1940: Crisisjaren
De jaren 1929-1940 worden meestal aangeduid als ‘de crisisjaren’ of als 'de grote depressie': een lange periode van krimp in de economie en van grote werkloosheid. De crisis begon in oktober 1929 in de Verenigde Staten na de ‘Beurskrach’ en kreeg al snel de hele wereld in haar greep.
Het aantal werklozen in Nederland bedroeg in 1930 circa 100.000 en kwam in 1936 op een hoogtepunt van 480.000. Daarna daalde het aantal wel enigszins, maar tot in de oorlog bleven honderdduizenden mensen werkloos. Het was voor het eerst dat werkloosheid in Nederland zo'n omvang had bereikt en zo lang duurde. Van elke vier Nederlandse arbeiders was er één langer dan een jaar werkloos.
|
8 | 1935 | - 1935: NTM-stoomtram
De tramlijm Leeuwarden-Stiens-Holwerd-Dokkum-Anjum ("Het Dokkumer Lokaaltsje") wordt opgeheven.
|
9 | 1936 | - 1936—1942: Inpoldering Noordoostpolder
Door het aannemen van de Zuiderzeewet in 1918 werd besloten tot de aanleg en inpoldering van de Zuiderzee/IJsselmeerpolders, het plan "Lely". De Wieringermeerpolder werd als eerste aangelegd. En omdat deze al in de Zuiderzee was aangelegd, nog voor de Afsluitdijk werd gesloten, was de Noordoostpolder strikt genomen de eerste IJsselmeerpolder. Aanvankelijk was het de bedoeling om eerst de Markerwaard aan te leggen. Maar door de slechte economische omstandigheden van de jaren dertig werd, na aanvankelijk te hebben gesproken over het afbreken van verdere droogmakerij, besloten om naar de andere kant van het IJsselmeer te gaan. Daar zou het waarschijnlijk makkelijker zijn om aspirant-boeren te vinden. Het achterliggende gebied was immers veel groter. Bovendien was de Noordoostelijke Polder, wat toen nog een dossiernaam was, veel kleiner en dus ook goedkoper in aanleg.
Op 2 februari 1936 werd met de voorbereidende werkzaamheden begonnen, en in 1937 werd de aanleg van in totaal 31,5 kilometer dijk aanbesteed. Op 3 oktober 1939 werd de dijk tussen Lemmer en Urk gesloten. Urk was voortaan geen eiland meer. In 1940 werd de dijk aan de zuidkant van de polder nabij Schokkerhaven gesloten, en kon het droogmalen beginnen. De polder viel officieel droog op 9 september 1942. Nu was ook Schokland niet langer een eiland; Schokland lag voortaan in de polder. Doordat de zeebodem tegen de Overijsselse kant sterk opliep, kon daar al in 1941 een eerste oogst (rogge) worden binnengehaald.
|
10 | 1937 | - 6 mei 1937—6 mei 1937: Ramp met de Hindenburg
Op 6 mei 1937 komen 35 mensen om het leven tijdens de ramp met de zeppelin LZ129 Hindenburg, het grootste passagiersluchtschip dat ooit was gebouwd. De ramp met de Hindenburg luidt het einde van het tijdperk van de zeppelins in.
De zeppelin is een uitvinding van de Duitse legerofficier Ferdinand von Zeppelin (1838-1917). De Duitser werkte het principe van de heteluchtballon, een uitvinding van de gebroeders Montgolfier, uit. Hij maakte een bestuurbare luchtballon met metalen geraamte.
Na de Eerste Wereldoorlog worden de Zeppelins (vanaf 1918) op grote schaal ingezet als lijndienst voor burgers. Het beroemdste passagiersluchtschip is de Graf Zeppelin. Dit luchtschip maakt 144 Atlantische oversteken en legt bijna twee miljoen kilometer af.
|
11 | 1938(1) | - 1938(1)—1985: De computer
De geschiedenis van de computer begint met de geschiedenis van het rekenen. Vanouds hebben mensen hulpmiddelen ontwikkeld voor berekeningen die niet gemakkelijk uit het hoofd gemaakt konden worden, zoals de kerfstok en het telraam (abacus). Toen de behoefte aan berekeningen steeds complexer werd ontwikkelde men tabellen met hulpgegevens (bijvoorbeeld logaritmetabellen als hulp bij het vermenigvuldigen). Ook de rekenliniaal was een uitvinding om het rekenen makkelijk te maken.
Als er zeer veel gerekend moest worden werden veel mensen ingezet. Deze zaal met rekenaars werd dan ook aangeduid met het woord computer. In het Verenigd Koninkrijk waren naar aanleiding van de koloniale scheepvaart veel centra met menselijke computers ontstaan. Deze maakten tabellen die voor navigatie konden worden gebruikt. Ook in andere gebieden vonden deze tabellen gretig aftrek, zoals de astronomie.
Charles Babbage, een wiskundige, vroeg zich af of de tabellen niet machinaal gegenereerd konden worden. Hiervoor bedacht hij in 1822 de "differentiemachine" (differential engine): een concept voor een machine die tabellen van veeltermen kon uitschrijven. De machine werkte mechanisch en de tandwieltechniek was nog niet geavanceerd genoeg om tot een goed resultaat te komen. Verder veranderde Babbage steeds het ontwerp van de machine.
Aldus kwam hij in 1833 met de "analytische machine" (analytical engine). Deze machine zou met invoer vanaf ponskaarten wiskundige bewerkingen kunnen uitvoeren. Deze machine wordt algemeen gezien als het concept van de computer, maar is nooit gebouwd.
Wel zijn er (nog tot in de tweede helft van de twintigste eeuw) vele mechanische rekenmachines gebouwd en gebruikt. Een van de eerste ontwerpen (1645) was van de hand van Blaise Pascal. Omdat deze machines niet programmeerbaar waren, noemt men ze in het algemeen geen computer.
Pas in 1938 bouwde de Duitse fysicus Konrad Zuse de eerste computer, de Z1. Ook Zuses machine werkte nog mechanisch, maar Zuse had het zichzelf een stuk eenvoudiger gemaakt door van het binaire stelsel gebruik te maken. Enkele jaren later bouwde Zuse de eerste volledig functionele elektromechanische computer, de Z3.
Elektronische computers
Door de Tweede Wereldoorlog kreeg de ontwikkeling van computers een snelle vlucht. In het Verenigd Koninkrijk werd van de Colossus gebruikgemaakt om Duitse geheime codes te kraken, onder andere die van de Enigma-codeermachine. De Colossus was de eerste elektronische computer, gebruikmakend van elektronenbuizen. De eerste computer in de VS was de ENIAC, die enkele klaslokalen in beslag nam. De eerste computer in Nederland was de ARRA bij het Mathematisch Centrum. De eerste computer in een commerciële omgeving was de Miracle, een Ferranti Mark I bij het Shell-laboratorium in Amsterdam. In de periode dat het permanente geheugen (de harde schijf) nog niet algemeen bestond, was het invoeren van gegevens of programma's in een computer vrij moeizaam. Dit gebeurde oorspronkelijk met schakelaartjes en ponsband, nog iets later met ponskaarten, en in een nog later stadium met magneetbanden.
De computers in de jaren 1950-1980 waren vooral mainframes: zeer grote computers, waar honderden tot duizenden gebruikers gelijktijdig op konden werken. Vooral banken en verzekeringsmaatschappijen gebruikten zulke mainframes op grote schaal. De mainframe was verbonden met de gebruikers via een simpele applicatie op een bureaucomputer (vroeger ook wel via een zogenaamde domme terminal). De mainframe is met de komst van de kleine computers nog niet volledig uitgestorven en wordt nog steeds gebruikt door professionele instellingen. De bekendste bouwer van mainframes is IBM.
Met de enorme ontwikkeling van de elektronica en de halfgeleiders, toegepast in transistoren, kon de computer veel kleiner en sneller worden. Later werden de transistors geïntegreerd in een geïntegreerde schakeling. De microprocessor is zo'n geïntegreerde schakeling. Hoewel microprocessor-gebaseerde computers zoals de Commodore PET (Personal Electronic Transactor) en de Apple II al vanaf het midden van de jaren zeventig opgang deden, was de IBM PC uit 1981 het eerste systeem dat expliciet met de naam personal computer op de markt werd gebracht. De pc werd steeds goedkoper en gemakkelijker te gebruiken waardoor steeds meer bedrijven en huisgezinnen er een kochten.
|
12 | 1938(2) | - 1938(2)—mei 1945: Jodenvervolging
De Jodenvervolging begon in feite in 1935 met de instelling van de Neurenbergerwetten. De Kistallnacht van 9 op 10 november 1938 was de aanleiding en het beging van openlijke vervolging van Joden in het Duitse Rijk.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolgen de nazi’s bepaalde groepen mensen op basis van hun afkomst of geloof. Deze mensen hebben niets misdaan. Joden, Sinti en Roma, Jehova’s Getuigen, homoseksuelen en verstandelijk gehandicapten worden systematisch opgespoord, gevangen gezet en vermoord. De vervolging vindt plaats op basis van de nationaalsocialistische rassenleer: iedereen die niet Arisch is, wordt uitgesloten van de maatschappij en opgejaagd. Deze mensen worden geïsoleerd, opgepakt en in vernietigingskampen vermoord. Hetzelfde gebeurt met degenen die hen probeerden te helpen. Het vervolgen en vermoorden van niet-Arische bevolkingsgroepen tijdens de Tweede Wereldoorlog vormt de grootste genocide in de geschiedenis. De bekendste Jodenvervolging is de Holocaust, de systematische vervolging en moord op Joden door de nazi's in Duitsland en bezet Europa voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Het verschijnsel Jodenvervolging is echter al veel en veel ouder. In de middeleeuwen kwam het met regelmaat tot gewelddadige uitbarstingen (zogenaamde pogroms), of werd de Joodse bevolking uit een land verdreven. Joden waren over het algemeen uitgesloten van het lidmaatschap van de gilden, waardoor het hun niet was toegestaan ambachtelijke beroepen uit te oefenen. Jodenvervolging in christelijk Europa kwam op gang rond het jaar 1000. Ook het Midden-Oosten kende gruwelijke Jodenvervolgingen.
|
13 | 1938(3) | - 1938(3): Atoomsplitsing
De uitvinding van atoomsplitsing wordt toegeschreven aan de Italiaanse natuurkundige Enrico Fermi, die in 1934 de eerste nucleaire kettingreactie veroorzaakte. Dit werd pas in 1938 erkend, toen twee Duitse wetenschappers, Otto Hahn en Fritz Strassman, succesvol een uraniumatoom splitste. Dit leidde tot de ontwikkeling van de atoombom, die een zeer belangrijke rol speelde in de Tweede Wereldoorlog.
|
14 | 1939 | - 1939: Mobilisatie
Mobilisatie. Op 28 augustus 1939 begint de algemene mobilisatie van het Nederlandse leger, dat uiteindelijk over 300.000 manschappen beschikt. In de maanden na de mobilisatie plaatst het Nederlandse leger soldaten door het hele land en begint het met het voorbereiden van de verdediging. Stellingen worden verstevigd en soldaten worden getraind. Toch verwacht Nederland geen oorlog: er is groot vertrouwen in de neutraliteit van ons land.
|
15 | 1940 | - 10 mei 1940—5 mei 1945: 2e wereldoorlog, Duitse bezetting
2e wereldoorlog. De Tweede Wereldoorlog was de samensmelting van een aantal aanvankelijk afzonderlijke militaire conflicten die van 1939 tot 1945 op wereldschaal werden uitgevochten tussen twee allianties: de asmogendheden en de geallieerden.
In Europa vielen de Duitse troepen op 1 september 1939 Polen binnen. Dit leidde op 3 september 1939 tot een oorlogsverklaring aan Duitsland door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De meest dramatische uitbreiding van het conflict vond plaats op 22 juni 1941 met de Duitse aanval op de Sovjet-Unie. Desondanks kon de oorlog op dat moment nog steeds worden gezien als een Europese oorlog, los van de Japanse expansie in Oost-Azië. Dit veranderde toen op 7 december 1941 Japan de United States Pacific Fleet bij Pearl Harbor bombardeerde en de Verenigde Staten prompt aan Japan de oorlog verklaarden. Hitler verklaarde vier dagen later de Verenigde Staten de oorlog, formeel omdat Duitsland en Japan in 1936 het Anti-Kominternpact hadden gesloten, feitelijk omdat de VS reeds lang materiële steun gaf aan de Britten. In maart 1941 was die steun geformaliseerd in de Leen- en Pachtwet. Er ontwikkelde zich een samenwerking tussen de Sovjet-Unie enerzijds en de Britten en Amerikanen anderzijds, die gekenmerkt werd door veel wederzijdse onwennigheid en wantrouwen, waarop door de Duitsers werd ingespeeld.
|
16 | 1944 | - 1944—1945: De Hongerwinter
De hongerwinter van 1944 tot 1945 was een winter in Nederland met een grote schaarste aan voedsel en brandstof aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Het leidde, met name in de steden van West-Nederland, tot hongersnood. Twintigduizend mensen kwamen er om door honger en kou. Veel mensen, met name vrouwen, fietsten of liepen naar het oosten of noorden van het land om daar aan eten te komen, met het beetje geld dat ze hadden of om bezittingen (textiel, zilveren bestek, gouden sieraden) te ruilen voor voedsel. Dergelijke tochten werden hongertochten genoemd. Veel boeren gaven onderdak aan mensen die over straat trokken. Die mensen worden hongertrekkers genoemd. Sommige boeren maakten misbruik van de situatie en verrijkten zich.
|
17 | 1945 | - 1945—1949: Indonesiche onafhankelijkheidsoorlog
De Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog begon kort na de capitulatie van Japan, gevolgd door het uitroepen van de Republiek Indonesië (beide in augustus 1945), en eindigde met de overdracht van de soevereiniteit over de voormalige kolonie Nederlands-Indië (uitgezonderd Westelijk Nieuw-Guinea) door Nederland aan Indonesië (december 1949). In de traditionele Nederlandse geschiedschrijving wordt naar deze episode doorgaans verwezen met de term politionele acties.
Met de term 'politionele acties' wordt gedoeld op een tweetal offensieve operaties van de Nederlandse strijdkrachten tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog. Deze operaties vonden plaats op de eilanden Java en Sumatra in de periode 21 juli tot 5 augustus 1947 (eerste actie) en 19 december 1948 tot 5 januari 1949 (tweede actie). De politionele acties worden meer recent ook wel aangeduid als de 'Nederlands-Indonesische Oorlogen'. In Indonesië staan de twee politionele acties bekend als Agresi Militer Belanda ('Nederlandse Militaire Agressies').
Kort na de Japanse capitulatie in augustus 1945 braken vijandelijkheden uit tussen Indonesische nationalisten en de troepen uit het Britse Gemenebest die strategische posities in de archipel hadden ingenomen. Pas in maart 1946 werden Nederlandse troepen in Indonesië toegelaten om de Britse posities over te nemen.
Afgezien van de politionele acties (kortdurende Nederlandse offensieven) had de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog meestentijds het karakter van een guerrilla van de Indonesische nationalisten tegen de Nederlandse troepen. De vijandelijkheden duurden tot het staakt-het-vuren in augustus 1949. Op sommige plaatsen duurden de vijandelijkheden echter voort, waardoor ook Nederlandse militairen sneuvelden na augustus 1949.
|
18 | 1947(5) | - 1947(5): Halfgeleider Elektronica
Het drietal John Bardeen, Walter Brattain en William Shockley vond in 1947 de eerste transistor uit, een apparaat gemaakt van halfgeleider materiaal. De term 'halfgeleider' werd echter al in 1782 voor het eerst gebruikt, door de Italiaanse natuurkundige Alessandro Volta, en het patent op het eerste halfgeleider apparaat, de 'kattenbakkebaarden', kwam in 1901 op naam van de Indiase geleerde Jagadish Chandra Bose. Halfgeleider elektronica maakte de weg vrij voor de ontwikkeling van de virtuele wereld van vandaag de dag.
|
19 | 1947(2) | - 17 feb 1947(2): NTM-stoomtram
De tramlijn Dokkum-Veenwouden wordt opgeheven en vervangen door vervoer per bus vanwege de steeds groter wordende concurrentie voor het tramvervoer van particuliere busondernemingen. De meeste autobusondernemingen waren eenmansbedrijfjes met één bus. In 1927 waren er in Friesland al meer dan honderd busondernemingen. Door fusies van 1-mans bedrijfjes ontstonden vlak voor de 2e wereldoorlog grotere ondernemingen zoals LAB, LABO, ZWH, NWH en NOF. Daarom verlegd de NTM, als dochteronderneming van de NS, in 1939 ook het accent naar het busvervoer en heeft dan al 34 bussen om in te zetten voor lijndiensten.
|
20 | 1947(3) | - 4 mei 1947(3): NTM-stoomtram
Personenvervoer traject Heerenveen-Joure opgeheven. Er vindt vanaf dit moment alleen nog maar goederenvervoer plaats op dit traject.
|
21 | 1947(1) | - 24 mei 1947(1)—24 mei 1947: Invoering "Noodvoorziening Ouden van Dagen".
Na de Tweede Wereldoorlog waren vrijwel alle politieke partijen er van overtuigd dat er snel iets gedaan moest worden aan de ouderenzorg en -voorzieningen. Het plan werd opgevat om een verzekering in te voeren die mensen na hun 65e in staat stelde om te stoppen met werken, omdat ze een pensioen van de overheid kregen. Er was veel discussie of de regeling daarom niet gewoon een staatspensioen was, in plaats van een verzekering.
Ondanks de kritiek en vele debatten over het plan, wist Drees zijn uitgewerkte idee over een ouderdomsvoorziening door de Eerste en Tweede Kamer te loodsen. De zogenaamde ‘Noodvoorziening voor ouden van dagen’ ging op 24 mei 1947 van kracht.
|
22 | 1947(4) | - 1 aug 1947(4): NTM-stoomtram
Traject Joure-Sneek opgeheven.
|
23 | 1948 | - 4 sep 1948—30 apr 1980: Koninkrijk der Nederlanden
Koningin Juliana. Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina van Oranje-Nassau, geboren te Den Haag op 30 april 1909, was koningin der Nederlanden van 4 september 1948 tot en met 30 april 1980 (de inhuldiging vond plaats op 6 september 1948). Zij had onder andere de titels prinses der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, hertogin van Mecklenburg en prinses van Lippe-Biesterfeld. Eind 1908 maakte minister-president Theo Heemskerk bekend dat koningin Wilhelmina in verwachting was. De Orangisten waren behoorlijk opgelucht, aangezien haar huwelijk al jaren kinderloos was. Door een levensbedreigende ziekte van Wilhelmina in 1902 met miskraam en een aantal miskramen erna, bestond er grote vrees dat er geen troonopvolger zou komen. In dat geval zou de troon overgaan naar de nakomelingen van Wilhelmina's tante, prinses Sophie. De meest genoemde naam was die van Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach, een zoon van een volle neef van Wilhelmina.Juliana was getrouwd met prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld (1911-2004), met wie zij vier dochters kreeg en was enig kind van koningin Wilhelmina der Nederlanden (1880-1962) en prins Hendrik van Mecklenburg-Schwerin (1876-1934).
Koningin Juliana overleed als prinses Juliana te Baarn op 20 maart 2004.
|
24 | 1950(2) | - 1950(2)—1975: De televisie
De firma Philips was in de jaren vijftig van de twintigste eeuw een van de grote drijvende krachten achter de invoering van de televisie in Nederland. In reclameboodschappen prees het Eindhovense bedrijf het nieuwe medium aan als fenomeen dat het traditionele gezin niet bedreigde, maar juist versterkte. In die advertenties is vaak een gezin te zien dat gezellig en harmonieus kijkt naar het beeldscherm dat de wereld in de huiskamer brengt.
Om een plek te veroveren op de Europese markt moest Philips eerst in eigen land genoeg toestellen afzetten. Daarom begon het bedrijf in 1948 met experimentele uitzendingen die in Eindhoven en omgeving te ontvangen waren. In 1951 zetten de radio-omroepen vanuit Bussum het televisie-experiment voort. Met volle steun van Philips werden nu uitzendingen verzorgd voor het dichtbevolkte westen van het land.
In deze tijd van zuinigheid en vlijt probeerde minister-president Drees de particuliere bestedingen te beperken, maar de vernieuwing was tegen het eind van de jaren vijftig niet meer tegen te houden. Omstreeks 1961 waren er al één miljoen toestellen in gebruik en werd er ruim twintig uur per week uitgezonden. Het journaal, drama, amusement en sportwedstrijden werden veel bekeken. Rond 1970 had vrijwel elk huisgezin een zwart-wit televisie en bij sommigen was de kleurentelevisie al doorgedrongen.
|
25 | 1950(1) | - 1950(1)—1957: Inpoldering Oostelijk Flevoland
Drooglegging op 29 juni 1957.
|
26 | 1953 | - 31 jan 1953: Watersnoodramp in Zeeland
De watersnoodramp van 1953, ook wel de Sint-Ignatiusvloed of Beatrixvloed genoemd, voltrok zich in de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953. De ramp werd veroorzaakt door een zware stormvloed in combinatie met springtij, waarbij het water in de trechtervormige zuidelijke Noordzee tot extreme hoogte steeg. In de nacht van 31 januari op 1 februari braken in Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden tijdens een enorme storm de dijken door. Ongeveer 1800 mensen vonden de dood, 72.000 mensen raakten dakloos, 200.000 hectaren land overstroomden. Een nationale ramp. Heel Nederland zamelde kleding en geld in, evacués vonden een gastvrij onthaal en ook vanuit het buitenland kwam hulp.
De ramp had nog veel erger kunnen uitpakken. Als de Zuid-Hollandse dijken het niet hadden gehouden, zouden misschien nog eens 30.000 mensen zijn verdronken en een miljoen mensen dakloos zijn geworden. Want achter deze dijken ligt, nabij de Hollandse IJssel, het laagste deel van Nederland. Daar zou het water op veel plaatsen minstens zeven meter hoog hebben gestaan.
Om te voorkomen dat ooit nog eens zo'n ramp zou plaatsvinden, werd na de watersnood snel begonnen met de Deltawerken. Er waren al plannen voor kustversteviging vóór de watersnood, maar vanwege de oorlog en de wederopbouw was met de uitvoering daarvan nog geen begin gemaakt. Alle zeegaten tussen de eilanden werden met dammen afgesloten. De zee- en rivierdijken werden versterkt. En er kwam een stormvloedkering in de Hollandse IJssel.
|
27 | 1956 | - 1956—1975: Ruimtewedloop
De ruimtewedloop is de wedijver die de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie voerden om de verovering van de ruimte. Deze liep ruwweg van 1957 tot 1975 en omvat de inspanningen van beide naties om de ruimte te verkennen met satellieten en om uiteindelijk met een bemande vlucht op de maan te landen en terug te keren naar de aarde.
Op 4 oktober 1957 lanceerde de USSR met succes Spoetnik 1, de eerste kunstmaan die ooit in een baan rond de aarde geraakte. Hiermee ging de ruimtewedloop van start. Spoetnik 1 veroorzaakte angst en politiek debat in de Verenigde Staten vanwege de militaire en economische gevolgen. Voordien veronderstelde de modale Amerikaanse burger dat de VS op alle vlakken van technologie superieur waren. Sergei Korolev, de tegenhanger van Von Braun in de Sovjet-Unie, was de hoofdingenieur die de R7-raket ontwierp die Spoetnik 1 in een baan om de aarde bracht. Hij zou later de N1-raket ontwerpen om kosmonauten naar de maan te brengen. Als antwoord op Spoetnik begonnen de VS grote inspanningen te leveren om de USSR technologisch bij te benen.
De Amerikanen, die eerst ontmoedigd en bang geworden waren van Spoetnik 1, werden al snel geboeid door de daaropvolgende projecten. Iedereen volgde de lanceringen en modelraketten bouwen werd een populaire hobby. President Kennedy moedigde de mensen met speeches aan om het ruimteprogramma van de NASA te steunen en probeerde de sceptici, van wie velen vonden dat de miljoenen dollars die werden gespendeerd naar bestaande en bewezen betrouwbare wapens of armoedebestrijding zouden moeten gaan, te overtuigen.
Vier maanden nadat de eerste Russische satelliet in een baan rond de aarde was geraakt, lanceerden de VS hun eigen eerste satelliet, de Explorer 1. In de tussentijd hadden enkele mislukkingen bij de lanceringen op Cape Canaveral de Amerikanen in verlegenheid gebracht, maar op 31 januari 1958 ontdekte Explorer 1 de Van Allen stralingsgordel.
De Sovjets waren de Amerikanen voor geweest op veel van de premières van de ruimtewedloop, maar slaagden er niet in om als eerste met een bemand ruimtevaartuig op de maan te landen. Het Amerikaanse maanverkenningsprogramma was ontstaan onder de regering Eisenhower. In een reeks artikelen in de Collier's Weekly halverwege de jaren 50 had Von Braun het idee van een bemande verkenning van de maan en een maanbasis populair gemaakt. Na de lancering van Spoetnik had hij een plan voor een militaire basis op de maan tegen 1965. Dat idee werd niet gerealiseerd, omdat de president het te duur vond en de wetenschappelijke en militaire meerwaarde er niet van inzag.
Joeri Gagarin werd de eerste ruimtevaarder toen hij in de Russische Vostok 1 op 12 april 1961 in een baan om de aarde kwam. Deze dag is nog steeds een feestdag in Rusland en veel andere landen. Niet veel later werd Alan Shepard de eerste Amerikaan in de ruimte en later werd John Glenn de eerste Amerikaan die met succes in een baan om de aarde kwam op 12 april 1962, exact een jaar na de USSR.
Hoewel onbemande Sovjet-ruimtetuigen als eerste het maanoppervlak bereikten, werd Neil Armstrong de eerste mens die op het maanoppervlak liep na de landing op 21 juli 1969. De commandant van de missie, Neil Armstrong, werd bijgestaan door ruimteveerpiloot Michael Collins en maanlanderpiloot Buzz Aldrin. De gebeurtenis werd door meer dan 500 miljoen mensen gevolgd en wordt gezien als één van de belangrijkste gebeurtenissen van de 20e eeuw. Armstrongs woorden bij de eerste stap op het maanoppervlak zijn even historisch.
|
28 | 1957(1) | - 1957(1)—1957: Invoering AOW
Ondanks de kritiek en vele debatten over het plan, wist Drees zijn uitgewerkte idee over een ouderdomsvoorziening door de Eerste en Tweede Kamer te loodsen. De zogenaamde ‘Noodvoorziening voor ouden van dagen’ ging op 24 mei 1947 van kracht.
Die wet moest een tijdelijke oplossing zijn voor een urgent probleem. De wet gold aanvankelijk voor drie jaar, maar hij werd steeds verlengd. Er werd namelijk positief op gereageerd en in het eerste jaar na de invoering hadden 400.000 ouderen profijt van de nieuwe regeling. Het leverde Drees de bijnaam ‘vadertje Drees’ op.
Nadat Drees in 1948 minister-president, bleef de regeling dan ook gewoon van kracht. Pas in 1957 werd hij officieel omgevormd tot de Algemene Ouderdomswet (AOW). Vanaf toen was de AOW een verplichte verzekering voor iedereen. De invloed van Drees’ PvdA kwam duidelijk naar voren bij de sociale solidariteit binnen het plan. De premies die iemand gedurende zijn leven afdroeg om later AOW te ontvangen, werden namelijk geheven naar draagkracht. Ook werd 65 jaar vastgesteld als pensioenleeftijd. Voor Drees was dit echter geen heilig huisje. Hij verwachte dat de leeftijd in de loop der jaren regelmatig zou veranderen, wegens de wisselende financiële situatie van de overheid.
|
29 | 1957(2) | - 1957(2): Anticonceptiepil
De Amerikaanse, maar van origine Australische, dokter Carl Djerassi, wordt gezien als de 'vader van de anticonceptiepil'. Zijn uitvinding bracht een ongekende sociale revolutie op gang. Zijn onderzoek in Mexico leidde in 1951 tot de eerste pil. In 1957 keurde de Amerikaanse overheid de pil geschikt als behandelingsmethode voor menstruatieproblemen, en pas in 1960 werd de pil gebruikt als anticonceptie.
|
30 | 1958 | - 1958—2010: De Deltawerken
De Deltawerken is een verdedigingssysteem in Nederland ter bescherming tegen hoogwater van de zee van met name de provincies Zeeland, zuidelijk Zuid-Holland en Noord-Brabant. Aan de Deltawerken is decennialang gebouwd. Het project werd compleet verklaard na oplevering van de Oosterscheldekering (1986), de Maeslantkering (in 1997) en na de afronding van de verhoging van alle dijken tot deltahoogte (de Harlingse Keerdam, in augustus 2010). Het oorspronkelijke plan voor het bouwen van de Deltawerken bevatte de werken in Zeeland, het zuiden van Zuid-Holland en Noord-Brabant. Dit deel van de Deltawerken, met name de Oosterscheldekering en de Maeslantkering, trekt nog steeds internationaal veel aandacht. Het is door de American Society of Civil Engineers tot een van de zeven moderne wereldwonderen verklaard.
Hoewel het Deltaplan al voor de watersnoodramp van 1953 door Johan van Veen was bedacht, gaf deze gebeurtenis de doorslag om de Nederlandse kustlijn met ongeveer 700 kilometer te verkorten door het aanleggen van gesloten en doorlaatbare dammen tussen de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Op die manier hoefden slechts de dijken ten westen van het land verhoogd en verstevigd te worden, en konden ze landinwaarts ongeschonden blijven.
|
31 | 1959(1) | - 1959(1)—1959: Invoering Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW)
Pas in 1959 werd er een doeltreffende regeling getroffen voor weduwen en wezen. De Algemene Weduwen- en Wezenwet, ingediend door minister Suurhoff, trad op 1 oktober 1959 in werking. De Sociale Verzekeringsbank en de Raden van Arbeid hadden er daarmee een nieuwe taak bij.
De AWW had het karakter van een risicoverzekering. Dat betekende dat de hoogte van de uitkering niet afhankelijk was van de duur van de verzekering. De AWW kende drie soorten uitkeringen: een weduwepensioen, een tijdelijke weduwe-uitkering en een wezenpensioen. De tijdelijke weduwe-uitkering was bedoeld als overbruggingsregeling voor weduwen die niet voldeden aan de voorwaarden voor een weduwepensioen. Kinderen hadden alleen recht op een wezenpensioen als beide ouders waren overleden. Tot 1988 gold het recht op AWW alleen voor vrouwen. Niet op grond van een wetswijziging, maar op grond van een rechterlijke uitspraak, konden ook weduwnaars vanaf dat moment aanspraak maken op AWW.
In 1972 kregen mensen die door bijvoorbeeld vertrek uit Nederland niet langer verplicht verzekerd waren voor de AWW, de mogelijkheid zich vrijwillig te verzekeren.
Algemene nabestaandenwet (Anw)
In 1996 is de AWW vervangen door de Algemene nabestaandenwet (Anw).
|
32 | 1959(2) | - 1959(2)—1967: Inpoldering Zuidelijk Flevoland
Drooglegging op 29 mei 1968.
|
33 | 1959(3) | - 1959(3)—1965: Aardgas in Slochteren
In 1959 verkreeg de gemeente Slochteren grote bekendheid door de vondst van aardgas in de bodem. De eerste vondst werd gedaan bij het nabijgelegen Kolham. De aardgasbel van Slochteren bleek zeer groot te zijn: 2.700 miljard m3 en is de belangrijkste voor de aardgaswinning in Nederland. Deze vormt de basis voor de positie van het land als belangrijke internationale aardgasleverancier. Op 31 december 2002 was de aangetoonde reserve nog ca. 1.500 miljard m³.
Tussen 1963 en 1965 werd vervolgens 1200 kilometer gasleiding door het land aangelegd. Vervolgens moest in elk huishouden alles omgebouwd worden. Geisers en kooktoestellen moesten klaar gemaakt worden voor het gas uit Slochteren en dat was een behoorlijke operatie. In 1968 werd in Egmond aan Zee een feestje gevierd omdat alles toen was omgebouwd. In heel Nederland, met uitzondering van de Waddeneilanden konden burgers op gas koken en hun woning ermee verwarmen. Schiermonnikoog werd in 1971 ook aangesloten en Vlieland was in 1986 de laatste die kon aanhaken op het gasnet.
|
34 | 1960(1) | - 1960(1): NTM-stoomtram
Goederenvervoer traject Heerenveen-Joure-Lemmer wordt gestaakt.
|
35 | 1960(2) | - 1960(2)—1969: Afsluitng Lauwerszee
Op 25 mei 1969 vond de afsluiting plaats van de Lauwerszee. Sindsdien wordt de naam Lauwersmeer gebruikt.
|
36 | 1961 | - 13 aug 1961—9 nov 1989: Berlijnse muur
Een 45,3 kilometer lange muur die West- en Oost-Berlijn van 13 augustus 1961 tot 9 november 1989 scheidde. Een van de bekendste symbolen van de Koude Oorlog, het IJzeren Gordijn en de Duitse tweedeling.
|
37 | 1962 | - 1962: Het Internet
De opkomst van het internet was de voorbode van het digitale tijdperk. Het werd oorspronkelijk gebruikt door de Verenigde Staten in de Koude Oorlog. Uit angst voor een aanval van de Sovjet-Unie op het Amerikaanse telefoonnetwerk bedacht een wetenschapper van M. I. T., J. C. R. Licklider, in 1962 een netwerk van communicerende computers. In 1965 werd ARPAnet ontwikkeld, het computernetwerk van de overheid. Het eerste bericht dat hiermee verstuurd werd in 1969 was 'LOGIN".
|
38 | 1963(1) | - 1963(1)—1975: Inpoldering Markerwaard
De waterkering is gesloten op 4 september 1975. Over deze waterkering loopt de verkeersweg N302. De inpoldering is niet uitgevoerd.
|
39 | 1963(2) | - 1963(2): Moord op Kennedy
De moord op president John F. Kennedy, de vijfendertigste president van de Verenigde Staten, vond op 22 november 1963 plaats te Dallas in de Amerikaanse staat Texas om 12:30 CST. Kennedy werd dodelijk gewond door geweerschoten toen hij in een open limousine over Dealey Plaza gereden werd. Zijn rijtoer was onderdeel van een publieksreis door Texas, mede georganiseerd met het oog op zijn eventuele herverkiezing in Amerikaanse presidentsverkiezingen 1964.
|
40 | 1968 | - 1968: Martin Luther King vermoord in USA
Martin Luther King Jr. (Atlanta (Georgia), 15 januari 1929 – Memphis (Tennessee), 4 april 1968) was een Amerikaanse baptistendominee, politiek leider en een van de prominentste leden van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging.
King werd beroemd in de jaren vijftig en zestig dankzij zijn geweldloze verzet tegen de rassenscheiding in de Verenigde Staten, onder meer door een massademonstratie op 28 augustus 1963 en het boycotten van stadsbussen die blanken bevoordeelden. Zijn verbale en retorische vaardigheden en charismatische uitstraling leverden hem veel roem op, maar King had ook vijanden. Tijdens de betoging in 1963 hield hij op de trappen van het Lincoln Memorial zijn legendarische toespraak "I Have a Dream", waarin hij zijn hoop uitsprak dat mensen ooit op hun gedrag en niet op hun huidskleur beoordeeld zouden worden. Een jaar later kreeg hij de Nobelprijs voor de Vrede.
In 1968 werd Martin Luther King op 39-jarige leeftijd doodgeschoten terwijl hij op het balkon van het Lorraine Motel in Memphis stond. Dit was een tragisch dieptepunt in de roerige jaren zestig, waarin ook andere progressieven en voorvechters van burgerrechten in de Verenigde Staten, zoals president John F. Kennedy (november 1963), Malcolm X (februari 1965) en Robert F. Kennedy (juni 1968), slachtoffer werden van geweld.
|
41 | 1971 | - 1971: De Personal Computer
De ontwikkeling van de eerste microprocessor in 1971 door Ted Hoff, ingenieur bij Intel, leidde tot grote veranderingen op het gebied van pc's. In de jaren 1970 zorgden mensen als Paul G. Allen, Bill Gates, Steve Jobs en Stephen Wozniak voor een revolutie met hun uitvindingen omtrent de microcomputer, die gebruiksvriendelijk en betaalbaar was.
|
42 | 1980 | - 30 apr 1980—30 apr 2013: Koninkrijk der Nederlanden
Koningin Beatrix. Beatrix Wilhelmina Armgard, Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld, geboren te Baarn op 31 januari 1938, was van 30 april 1980 tot en met 30 april 2013 koningin der Nederlanden. Zij is het oudste kind van koningin Juliana der Nederlanden en prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld en sinds 2002 weduwe van prins Claus van Amsberg.
|
43 | 1981 | - 1981: Fotografie
Een recente ontwikkeling is de digitale fotografie. Hierbij wordt de traditionele camera, geladen met film vervangen door een camera met een lichtgevoelige beeldsensor.
|