Trijntje Abes

Vrouwelijk ca. 1671 - vóór 1733  (< 62 jaar)


Tijdlijn-breedte:      Verversen

Tijdlijn



 
 
 




   Datum  Gebeurtenis(sen)
1588 
  • 1588—1795: Republiek der Verenigde Nederlanden
    De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, ook de Verenigde Provinciën genoemd, was tussen 1588 en 1795 een confederatie met trekken van een defensieverbond en een douane-unie. Ze besloeg grotendeels het grondgebied van het huidige Nederland. Zij verwierf in de 17e eeuw grote politieke en economische macht en speelde geruime tijd een hoofdrol op het wereldtoneel. Het einde kwam met de inval van Frankrijk in 1793-1795, al was de neergang eerder ingezet. De Republiek bestond uit acht soevereine provincies, waarvan zeven gezamenlijk de gebieden bestuurden die daar buiten vielen, maar nog steeds tot het grondgebied van de confederatie behoorden. Deze zogenaamde generaliteitslanden bevonden zich grotendeels in wat nu Zeeuws-Vlaanderen is, de huidige Nederlandse provincies Noord-Brabant, Limburg en in het zuidoosten van de huidige provincie Groningen. Opmerkelijk in de kleine republiek van maximaal 2,5 miljoen inwoners was het succes van de Nederlandse wereldhandel via de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC) en West-Indische Compagnie (WIC) en die op de Oostzee, de grote militaire successen tegenover ogenschijnlijk veel sterkere landen als Spanje en Engeland, de enorme vloot - met 2000 schepen groter dan die van Engeland en Frankrijk samen - en de bloei van kunsten (Rembrandt en vele anderen) en wetenschappen (onder andere Hugo de Groot), gepaard gaande met voor die tijd relatief grote geestelijke vrijheid.
1602 
  • 1602—1702: Gouden Eeuw
    De Gouden Eeuw is een periode in de Nederlandse geschiedenis die goeddeels samenvalt met de zeventiende eeuw. De noordelijke Nederlanden, die samen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden vormden, maakten een bloeiperiode door op gebied van handel, wetenschap en kunsten. Ook wat betreft haar politieke en militaire macht (vooral ter zee) nam de Republiek in de wereld een vooraanstaande positie in. De bloeitijd van de noordelijke Nederlanden was een belangrijke nieuwe fase in de ontwikkeling van de westerse beschaving. Sommigen houden als beginpunt van de Gouden Eeuw 1602 aan, het jaar waarin de VOC opgericht werd; anderen kiezen voor het jaar 1609, het beginjaar van het Twaalfjarig Bestand. Tot het einde van het bestand (1621) groeide de economie vrijwel ongehinderd. Tijdens de Dertigjarige Oorlog, die goeddeels samenviel met de tweede fase van de Tachtigjarige Oorlog, was in sommige sectoren sprake van stagnatie, in andere van groei. Na 1648 trok de economie weer aan; vooral voor de nijverheid waren dit zeer voorspoedige jaren. Na het rampjaar 1672 begon een periode van relatieve economische neergang en was de Gouden Eeuw over haar hoogtepunt heen. Een periode van consolidatie volgde.
1650 
  • 1650—1672: 1e Stadhouderloos Tijdperk
    Het Eerste Stadhouderloze Tijdperk is de eerste periode in de geschiedenis van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden waarin over de gewesten Holland, Zeeland en Utrecht (van 1650 tot 1672) en Gelre en Overijssel (van 1650 tot 1675) geen stadhouder werd benoemd. De gewesten Friesland, Stad en Lande en Drenthe hadden wel een stadhouder en hebben dus in deze tijd geen stadhouderloos tijdperk gekend.
1672 
  • 1672: Het Rampjaar
    Het jaar 1672 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het Rampjaar. In dit jaar begon de Hollandse Oorlog en werd de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aangevallen door Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen, resp. onder het gezag van Bernard von Galen en Maximiliaan Hendrik van Beieren. De Franse legers konden niet de kortste route door de Spaanse Nederlanden nemen omdat Frankrijk keizer Leopold I, aartshertog van Oostenrijk, buiten de strijd wilde houden. Daarom waren de bisdommen door de Fransen om logistieke redenen tot bondgenoot gemaakt. De binnenvallende legers trokken op 12 juni 1672 over de Rijn bij Lobith en versloegen het zwakke leger van de Republiek en bezetten snel veel grondgebied in het landschap Twente en het graafschap Zutphen. Door deze tegenslagen brak paniek uit in de niet bezette delen van de Republiek. Veel bestuurders die aan de kant van de tot dat moment leidende partij van de staatsgezinden stonden, werden gedwongen hun posities af te staan aan prinsgezinden. Dit jaar vormde zo ook het eind van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. De belangrijkste staatsgezinde regent was Johan de Witt. Samen met zijn broer Cornelis verloor hij in dit jaar niet alleen zijn ambt maar ook zijn leven, toen ze door een woedende, door orangistische partijgangers opgezweepte menigte werden vermoord. Het rampjaar duurde ongeveer 17 maanden volgens Margaretha Turnor. Banken, scholen, winkels, rechtbanken en schouwburgen werden gesloten. Kunsthandelaren en -schilders gingen failliet aan de gevolgen van een heftige crisis. Volgens een beroemd Nederlands gezegde was het volk destijds redeloos, het land reddeloos en de regering radeloos.
1698 
  • 1698: De Stoommachine
    De Engelse militair ingenieur Thomas Savery vroeg in 1698 patent aan voor de eerste stoommachine. Maar het was de Engelse smid Thomas Newcomen die pas in 1712 daadwerkelijk een bruikbare machine uitvond die gebruikt kon worden in de mijn. Een halve eeuw later ontwikkelde de Schotse ingenieur James Watt een sterk verbeterde versie, die onmisbaar werd in de Industriële Revolutie.
1702 
  • 1702—1747: 2e Stadhouderloos Tijdperk
    Het Tweede Stadhouderloze Tijdperk is een periode in de Nederlandse geschiedenis waarin verschillende gewesten van de Verenigde Provinciën met verscheidene tijdsduren geen stadhouder aan het hoofd van het bestuur hadden staan. Het tijdperk duurde voor Holland, Zeeland, Utrecht, en Overijssel van 1702 tot 1747, voor Gelre en Drenthe van 1702 tot 1722, voor Groningen van 1711 tot 1718, en voor Friesland van 14 juli tot 1 september 1711.
1711 
  • 1 sep 1711—22 okt 1751: Willem IV
    Willem IV werd als Willem Karel Hendrik Friso op 1 september 1711 geboren in Leeuwarden als zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, die kort daarvoor was overleden, en Maria Louise van Hessen-Kassel. De val van een paard, in 1717 in de tuin van Paleis Soestdijk, de zomerresidentie, deed even voor zijn leven vrezen. Willem IV kreeg meer dan de gebruikelijke opvoeding van adellijke kinderen. De prins studeerde aan de Universiteit van Franeker en aan de Universiteit Utrecht. Willem IV sprak diverse talen (waaronder Fries) en was geïnteresseerd in geschiedenis; ook in de fouten van zijn voorgeslacht, zoals hij zijn hoogleraar meldde. Zijn benoeming had veel voeten in de aarde: er waren kapers op de kust, en daarbij zijn de bronnen niet eensluidend; iedere auteur beweert wat anders. Aangenomen kan worden dat hij in november 1722 in Gelderland werd benoemd, maar voorlopig had hij daar alleen de titel en de toelage. In 1726 werd hem een plaats in de Raad van State geweigerd door de niet-stadhouderlijke provincies. De ontvangst van de prins drie jaar later in Den Haag was uitgesproken koel. Drenthe en Groningen zouden hem daarentegen in 1729 en Friesland in 1731 tot stadhouder benoemd hebben. Vanaf die tijd was hij in feite de hoogste ambtenaar van deze gewesten. Willem IV overleed op 22 oktober 1751 in Huis ten Bosch te Den Haag.